Dhooge & Meganck architecten

Dhooge & Meganck architecten

Wanneer werken een religieuze ervaring wordt

Bepaalde projecten kruipen onder de huid. Dat kan vanwege de omvang zijn, het excentrieke of de idyllische omgeving. Maar evengoed kan het te wijten zijn aan een niet alledaags ontwerpproces. Dat is het minste wat je kan zeggen bij de realisatie van Dhooge & Meganck Architectuur voor een productiegebouw voor de ambachtelijke bereiding van mosterd, pickles en opgelegde groenten. Het bedrijf dat al sinds 1905 actief is, zat tot in 2010 op zijn vertrouwde habitat in Ronse en was in handen van twee broers, de laatste telgen van het familiebedrijf. De nieuwe eigenaar, een buitenstaander die een jaar proef had gedraaid om zijn interesse en goede bedoelingen kracht bij te zetten, zag de beperkingen van het oude gebouw in. Vooral dan op het vlak van voedselveiligheid. Hij wou uitwijken naar een bijzonder stuk grond waar hij zijn oog op had laten vallen. Dit bevindt zich namelijk met één voet in een KMO-zone en met de andere in een natuurgebied. Een bijzondere plaats vraagt een bijzonder gebouw en dat wou hij niet aan de eerste de beste toevertrouwen. De eerste kennismaking tussen de bouwheer en Dhooge & Meganck Architectuur dateert al van 2003. Om de essentie van het productieproces te vatten, gingen zij op hun beurt proefdraaien in de oude fabriek. Er gingen vele en lange gesprekken met de bouwheer aan vooraf. Over leven en werk, over inspiratie en creativiteit. Tot hij het gevoel kreeg dat ze op dezelfde golflengte zaten en hij hen carte blanche gaf. Het was wel duidelijk dat hij de filosofie van leven en werk in de abdij op één of andere manier vertaald wou zien in het ontwerp.

De unieke ligging werd door Dhooge & Meganck Architectuur volledig uitgespeeld. Bovendien gingen ze voorbij aan de traditionele afbakening van het terrein. Inspelend op de aanwezigheid van het natuurgebied, kozen ze voor een natuurlijke ‘omheining’ met de aanplanting van wilde heesters, hagen en bomen uit het natuurgebied. Ook het standaard verharden van de volledige omgeving voor het gebouw lieten ze achterwege. Zij kozen voor een minimale verharding in gepolierde beton, die net volstond om met een vrachtwagen te kunnen laden en lossen en waarvan de maat bepaald is door de draaicirkel van de grootste vrachtwagen. Een perfecte cirkel met een afsluiting in hout, naar analogie met de oude, gerecupereerde azijnton die als een kunstwerk op de site wordt gepresenteerd op een sokkel. Deze toegang naar het gebouw initieert de ervaring van een soort geborgen leegte. Door die vorm krijgt het geheel een eilandgevoel mee dat zich door de gesloten voorgevel eerder distantieert van de industriële verkaveling en door de open rug liever toenadering zoekt tot het natuurgebied. Door de zuidoriëntatie achteraan kan natuurlijk daglicht vrij binnenvallen in de productieruimtes.

Het gebouw an sich moest iets anders worden dan de traditionele fabriekspanden. Een gebouw dat een filosofie uitdraagt en een gevoel van spiritualiteit oproept. Een nieuwe abdij dus. Maar waar het vooral aangenaam werken was. Waar de functionaliteit zodanig uitgepuurd was dat de werknemers er zowel fysiek (ergonomisch) als mentaal voordeel uithaalden. In een eerste cirkelvormig ontwerp was er, naar analogie met de bestaande vervaardiging, een horizontaal productie- proces. Dit proces vraagt echter veel hefwerk van de werknemers en brengt extra risico’s met zich mee voor de voedselveiligheid bij het verpompen. Dit bleek uit gesprekken met de bouwheer en uit hun eigen ervaring op de werkvloer. De normen inzake voedselveiligheid zijn immens streng en hebben dus ook een grote weerslag gehad op het ontwerp. Toch wou Dhooge & Meganck niet voor de traditionele box in een box gaan waar de werknemers amper daglicht te zien krijgen. Samen met de bouwheer besloot Dhooge & Meganck Architectuur daarom out of the box te denken over een verticaal systeem waarbij de zwaartekracht werd ingeschakeld. Dit bepaalde niet alleen de vorm van het gebouw maar voerde bovendien een revolutie door in het productieproces. Twee gigantische silo’s van 30000 liter vormen de top van het gebouw, de ‘mosterdtoren’, waarin twee types van mosterdzaad het productieproces starten. Via de zwaartekracht gaat het naar de eerste verdieping, het ‘mosterdhart’, waar onder meer het moutproces gebeurt. Op deze verdieping worden eveneens de opgelegde groenten geproduceerd en de eerste fase van de pickles. Om uiteindelijk te zakken naar de benedenverdieping waar alles wordt ingepakt en waar de circulatie eenvoudig verloopt. Eén en dezelfde ingang waar zowel de aan- als afvoer passeert.

Een grote uitdaging door verticaal te werken, bestond erin om een oplossing te vinden voor de twee verschillende zones, de hygiënische en niet-hygiënische, die omwille van voedsel- veiligheid strikt gescheiden dienen te worden. Dit complexe vraagstuk werd door Dhooge & Meganck Architectuur opgelost door de centrale helixtrap, naar het voorbeeld van Leonardo da Vinci met het kasteel van Chambord. Deze trap is weliswaar in elkaar gevlochten maar toch door glas gescheiden, waardoor het personeel enkel visueel contact met elkaar behoudt. De helixtrap biedt niet alleen een antwoord op deze grote uitdaging, het toont bij de eerste oogopslag meteen ook de werking van het gebouw, het DNA van het plan. Elke gebruiker circuleert zo langs de essentie van het productieproces, afgewisseld met zichten op de buitenwereld.

De materialisatie is even eerlijk als sereen waarbij de schil van het gebouw in beton een letterlijke vertaling is van wat binnenin gebeurt. Vooraan helemaal gesloten vanwege de UV-gevoeligheid van het voedsel en het materiaal dat daar zowel beneden als op de eerste verdieping wordt opgeslagen. De technieken zijn voorzien op de tweede verdieping. Daarachter de mosterdtoren als contemplatieve kamer met een groot rond raam tussenin. De achtergevel is helemaal opengewerkt zodat de werknemers daar in de werkruimte waar geproduceerd wordt, genieten van natuurlijk daglicht en contact houden met het achtergelegen natuurdomein. Door de grote vide binnenin heeft het personeel bovendien veel contact met elkaar. De sterke ritmering van de ramen verwijst dan weer naar de sereniteit van een klooster. Binnenin werd de betonnen gevel met afwasbare verf wit geschilderd omwille van de voedselveiligheidsnormen. Het is duidelijk dat zonder de uitzonderlijke band met de bouwheer en zonder de persoonlijke betrokkenheid van Dhooge & Meganck Architectuur bij dit project, dit gebouw nooit in die vorm ontstaan zou zijn. Dit bijzondere project is dan ook terecht in de running voor de Oost-Vlaamse Architectuurprijs. Het toont aan dat een industrieel pand meer kan zijn dan louter functioneel. Dat je door een bepaalde filosofie, inplanting en gebruik van het terrein veel meer betekenis kan geven aan een KMO-zone dan vandaag het geval is. Dit specifieke project is voor de bouwheer veel meer dan een gebouw. Het heeft ook een beeldwaarde en is het persoonlijke visitekaartje van het bedrijf geworden. Voor de werknemers is het vooral een aangename werkplaats in een rustgevende, monastieke omgeving.

Tekst: Sam Paret
Foto’s: Frederik Vercruysse

Dhooge & Meganck Architectuur
Francisco Ferrerlaan 55 – 9000 Gent
t. 09 279 67 27
info@dhoogemeganck.be – www.dhoogemeganck.be