OFFICE Kersten Geers David Van Severen

OFFICE Kersten Geers David Van Severen

Niets zo moeilijk in het leven als afscheid nemen van een dierbare. De plaats waar dat gebeurt, kan dat rouwproces zeker beïnvloeden. Geen slecht idee dus om architecten in te schakelen in de creatie van een crematorium. Dat hebben ze in Oostende goed gezien. Met Crematorium Polderbos ontwierp OFFICE Kersten Geers David Van Severen veel meer dan een gebouw. Ingebed in een ceremonieel landschap kunnen bezoekers er op een ingetogen manier afscheid nemen.

Toen intercommunale OVCO ‘Polderbos’ een Open Oproep lanceerde voor de bouw van een nieuw crematorium in Oostende, schreef OFFICE Kersten Geers David Van Severen zich niet zomaar in met kunstenaar Richard Venlet en landschapsarchitect Bureau Bas Smets. Zij zagen immers meteen potentieel in het inzetten van het prachtige polderlandschap en waren de enige die het gebouw in hun ontwerp niet aan de straatzijde plaatsten, maar dieper in het landschap, als een sculptuur. Gebouw en landschap zijn voor hen evenwaardige componenten bij het vormgeven van dit afscheidsritueel. “Wij plaatsten het gebouw inderdaad echt in het landschap, weg van de straat waar de steenbakkerij vroeger stond. Eerder dan louter een gebouw, wilden wij immers een ceremonieel landschap ontwerpen waarbij alle functies die horen bij het afscheid nemen zoals ook het cremeren en uitstrooien, verspreid werden over de site. Bedoeling is daarbij dat bezoekers dit landschap doorkruisen om de verschillende exponenten in het afscheidsverhaal aan te doen.”

Het gebouw zelf kent een heel aparte en abstracte vormgeving, heel anders dan wat we van crematoria gewoon zijn. Dat krijg je wanneer je er architecten en een kunstenaar op loslaat. Toch is het allesbehalve een gratuite kunstuitlating. De vormgeving kwam er op heel doordachte manier, door een antwoord te formuleren op het vraagstuk dat dit gebouw met zich meebracht. “Enerzijds is het een belangrijk publiek gebouw waarin mensen afscheid nemen, maar anderzijds is het omwille van de crematie ook een heel technisch en bijna industrieel gebouw met verbrandingsovens en technische installaties. De vraag die wij ons stelden, is hoe we die verschillende functies samen konden brengen zonder dat de ene hinder ondervindt van de andere. Onze oplossing bestond erin alle functies letterlijk onder één groot dak te plaatsen. Een hellend dak dat in het landschap als vijfde gevel – of wanneer je verderaf staat als enige gevel – optreedt. Door het dak onder helling te plaatsen, konden we vooraan intiemere zones creëren. Hoe dieper je in het gebouw gaat, hoe monumentaler de ruimtes vervolgens worden. Intieme zones zijn aangewezen om bezoekers te ontvangen, dubbelhoge ruimtes voor de technische functie.”

In dit gebouw waarbij het dak de hoofdrol speelt, is de vormgeving van die laatste heel belangrijk. Met de intentie om zijn bijzondere inhoud vormelijk te vertalen, werd het in samenwerking met Richard Venlet als een stilleven of ‘nature morte’ ontworpen. “Het dak wordt gekenmerkt door een compositie van daklichten en abstracte vormen, die zowel beantwoorden aan de technische als aan de symbolische vereisten van de onderliggende ruimtes. Op die manier wordt daglicht in de foyer gebracht en de twee grote sculpturale koepels brengen zowel in de kleine als in de grote ceremoniezaal licht binnen. Deze compositie liet ons toe de schoorsteen van de verbrandingsovens weg te werken in een soort wand die vanonder het dak naar buiten steekt waardoor je die niet meer kan aflezen van het dak.”

Onder dit bijzondere hellende dak vind je op één niveau een mix van publieke en ceremoniële ruimtes, maar ook administratieve en technische functies. Die worden georganiseerd in langse stroken van verschillende breedtes. In de eerste strook vinden we de ontvangstruimte onder het laagste punt van het gebouw als meest intieme ruimte zodat bezoekers op mensenmaat kunnen toekomen. De twee centraal gelegen ceremonieruimtes die met elkaar verbonden kunnen worden, vormen de tweede strook en in de derde en laatste strook zijn de ovenruimte en technische lokalen onder het hoogste dakpunt voorzien. Deze drie hoofdstroken worden bij wijze van buffer afgewisseld door smallere stroken met ondersteunende functies en passages zoals sanitair. De ceremoniële en technische stroken zijn ook thermisch en brandtechnisch van elkaar gescheiden.

De relatie tussen de verschillende ruimtes en het omliggende landschap is indirect en wordt gefilterd door een ontdubbelde gevel van glas en geperforeerde panelen waardoor een discrete en serene sfeer ontstaat in de ceremonieruimtes. De verdraaiing tussen de langse ruimtes en het dakvlak zorgt voor een reeks overdekte buitenruimtes van verschillende hoogtes, begrensd door een colonnade van ronde kolommen die de enorme dakplaat dragen. Dat gebeurt eveneens door de stalen structuren van de dwarse gevels die langs één kant bekleed zijn met glas en aan de andere kant met geperforeerde aluminium panelen. “De idee erachter is dat je binnenin een soort intimiteit wil creëren waarbij je weliswaar naar buiten kan kijken maar van buitenaf omwille van de privacy niet naar binnen kan kijken. Vandaar de creatie van die ontdubbelde gevels met de geperforeerde panelen die als stalen gordijnen voor de glaspartijen hangen. Die zorgen overdag voor gefilterd licht binnen en ’s avonds krijg je van buitenaf een impressie van wat binnen gebeurt.”

Ook de akoestiek vraagt een specifieke benadering in een betonnen gebouw. Zo werden de tussenwanden tussen de twee zalen afgewerkt in stof/foam in functie van de ruimte-akoestiek. In deze wanden die de zalen akoestisch van elkaar scheiden, lopen bovenin ook de technieken. Daarnaast zijn de uitsparingen in de betonwanden die groter worden naarmate de wanden hoger worden, op verschillende manieren ingevuld, zij het dan altijd binnen een houten kader. Zo kan het een beglaasde inkomdeur zijn, een zitbank of toegangsdeur met akoestisch invulpaneel. Op die manier konden ze alles integreren in de architectuur en het meubilair. De ventilatie bijvoorbeeld wordt de zaal ingestuurd via roosters onderaan de banken. De verwarming van het gebouw gebeurt op een heel duurzame manier. De restwarmte die de ovens produceren wordt daar namelijk voor ingezet.

De neutraliteit en sereniteit die het gebouw beoogt, wordt versterkt door de materialisatie. Beton voert het hoge woord, zowel binnen als buiten. Terwijl de koepels buiten werden afgewerkt met spuitbeton, gebeurde dat binnen met een grove akoestische spuitpleister.Anders dan buiten, krijg je binnen daardoor toch een zachter verhaal. De langse wanden werden ter plaatse gestort in zichtbeton waarbij houten panelen werden gebruikt als verloren bekisting. Vandaar de houttextuur en tekening in het beton die het interieur een bepaalde zachtheid meegeven. “Die zachtheid en het integreren van kleur was, samen met het streven naar een goede akoestiek, de aanleiding om textiel veelvuldig te gebruiken als afwerking. Hetzelfde geldt voor de leuningen van de zitbanken en eigenlijk voor alle maatmeubilair die samen met Richard is ontworpen. Elke strook heeft zijn eigen kleurgebruik, dat zie je onder meer terugkomen in de deuren. Het kleur- en textielgebruik bieden een zeker tegengewicht aan de ruwe en harde betonvlakken. In de publieke ruimtes geldt dat ook voor de houten parketvloeren die een warm accent toevoegen. In de ondersteunende en technische zones hebben we weliswaar met betonvloeren gewerkt, maar door daar een kleikleurig pigment aan toe te voegen, lijkt het rechtstreeks uit de grond te komen en werkt het heel goed met het hout samen als contrast tegen het beton.”

Het vormgeven van crematoria is een vrij recent gegeven, maar met Polderbos bewijst OFFICE Kersten Geers David Van Severen dat daar zeker een architecturale meerwaarde aan gegeven kan worden. “We zijn er door de geïntegreerde samenwerking met kunstenaar Richard Venlet wel in geslaagd een aangename plek te creëren waarin mensen waardig afscheid kunnen nemen. En dan zien we vooral de inplanting op de site als onderdeel van het ceremoniële landschap als grootste verwezenlijking. Het is een unieke benadering waardoor het bijna zijn functie ontstijgt. Het gebouw zelf heeft eigen kwaliteiten, een positieve uitstraling en is nauw verbonden met zijn omgeving. Dat maakt het een fijne plek om te zijn zonder dat het een directe associatie met de dood hoeft op te roepen. Goed om vast te stellen is dat de zalen in het gebouw bovendien ook andere functies aankunnen zoals lezingen of kleine concerten.”

Tekst: Sam Paret
Foto’s: OFFICE 165 Crematorium © Bas Princen

 

OFFICE Kersten Geers David Van Severen
Wetstraat 26 ı 1040 Brussel
t. 02 503 05 71
www.officekgdvs.com